CIROC-seminar: Mobiel Banditisme - 20 maart 2024

De aandacht voor (klassieke) vormen van vermogenscriminaliteit lijkt de laatste jaren in Nederland te zijn weggeëbd. Tegelijkertijd staat het thema, onder de noemer van ‘organised property crime’ al een aantal jaren op de agenda van de EU. De zorgen gaan vooral uit naar mobiele, rondtrekkende bendes, ook wel gedefinieerd als Mobile Organised Crime Groups (MOCG). Zij zijn onder meer verantwoordelijk voor voertuig- en winkeldiefstallen, oplichting en zakkenrollerij. Nederland is een bestemmingsland voor MOCG’s die afkomstig zijn uit Oost- en Zuidoost-Europa. Omgekeerd zijn Nederlandse mobiele criminele groepen betrokken bij vermogenscriminaliteit, waaronder ernstige vormen zoals plofkraken, in eigen land en in het buitenland. De omvang van de schade van mobiel banditisme, de hardnekkigheid van het probleem en de mate van georganiseerdheid van dergelijke bendes, vereisen meer urgentie.


Het seminar begint met een schets van het fenomeen van mobiel banditisme door Dina Siegel (Universiteit Utrecht), waarbij zij ingaat op ontwikkelingen in Europa en in Nederland in het bijzonder. Daarna zal Toine Spapens (Tilburg University) de problematiek van criminele uitbuiting binnen mobiele bendes belichten, aan de hand van de uitkomsten van het recente Europese onderzoeksproject IMOBEX (Improving enforcement at the intersection of mobile banditry and exploitation). Dergelijke dadergroepen maken regelmatig misbruik van katvangers uit Zuidoost-Europese landen die naar Nederland worden gelokt met de belofte van werk en vervolgens worden gedwongen op hun naam voertuigen te huren, abonnementen voor mobiele telefoons af te sluiten, bankrekeningen te openen, enzovoorts, die vervolgens door de bendeleden worden gebruikt. Dadergroepen die gebaseerd zijn op familiebanden zetten minderjarige kinderen in voor het plegen van strafbare feiten, hetgeen eveneens geldt als criminele uitbuiting. Vervolgens gaat René Middag (Nationale politie) in op de aanpak van mobiel banditisme en de vraagstukken die zich daarbij voordoen, zoals het toedelen van voldoende menskracht en middelen voor de opsporing, de samenwerking en informatie-uitwisseling binnen de EU en de noodzaak van een integrale aanpak.

 

Na de lunch schetst Hans Blaauw (Nationale politie) de problematiek en de aanpak van mobiele bendes van plofkrakers die zowel in Nederland als Duitsland geldautomaten beroven met behulp van zware explosieven. Hij gaat daarbij in op de structurele samenwerking tussen Nederlandse en Duitse opsporingsinstanties. Daarna bespreekt Joeri Vig (CCV) het Europese barrièremodel dat in het kader van het EU-project VBar werd ontwikkeld om voertuigdiefstallen tegen te gaan. Ook komt in meer algemene zin de toegevoegde waarde van barrièremodellen bij het aanpakken van complexere vormen van criminaliteit aan de orde. Mobiel banditisme is in Nederland niet in de laatste plaats een probleem op het platteland, waar de agrarische sector onder meer te maken heeft met een toenemend aantal diefstallen van geavanceerde plaatsbepalingsapparatuur voor precisielandbouw. Gerwin Otten (Cumela) gaat nader in op het probleem en de maatregelen die ertegen worden getroffen. Tot slot zal Karijn van Doorne (VNO-NCW) vanuit het ondernemersperspectief ingaan op de mogelijkheden en beperkingen van publiek-private samenwerking bij de aanpak van mobiel banditisme.